Platen steen en staal bedekken gras en veen

Platen steen en staal bedekken gras en veen

Het water en weiland vergezicht is
niet besteed aan ogen in beton
vergroeid met kranen die kogels
zwaaien en palen aan de aarde slaan

Muren rijzen als kantelen
bakens aan de grens van kant naar wal
bevolkt door drommen naar de rand gedrongen
gestapelde fortwachters

geplant buiten de grenzen van de oude stad
zingen hun sirenen in de straten
een lamento over het bemalen land

slaapplaats van platen steen en staal

kwijte haren

in een terloops gebaar raken
de vingers het gezicht
dwalen over de gedonsde huid
over de in de tijd vervaagde contouren

op zoek naar een ongerechtigheid
die ene haar die alsmaar
scherp en strak ontspruit
schimpscheut naar al die kwijte
hoofd- en lichaamsharen

geheime kamers

alles wat gezien is werd vernield

verbrande aarde waarover bloemen
en grassen hun kleuren spreiden

onwetende wortels reiken
niet tot waar in verre lagen
diep verborgen
geheime kamers

het leger van de keizer
wacht om terug te keren
en in het helle licht
vervaagt tot stof

uit talloze scherven
beelden worden gevoegd
in het hospitaal voor gebroken soldaten

Vluchten = weggaan van gevaar

ze horen niet hier
de tafels de stoelen
de kasten en het bed

maar op een andere
plek verlaten plaats
spreekt droefenis

binnensmondse woorden
zwerven in dromen
van avond naar gisteren

waar is mijn moeder mijn vader
mijn broer waar is mijn vriend
mijn land waar is de oorlog
waar ben ik?

de slaap luistert waakzaam
of de zon de hoge bergen
van zijn land beklimt

dan vliegt zijn ziel over
de tafels de stoelen
de kasten en het bed

ai ai Nyima

Najaarsblues in augustus

Op het fietspad
rijdt een jongen mij tegemoet
zijn torso glanst donker en
stevig in de grijze dag

een doek plooit nonchalant
over de welving van zijn borst
hij fluit een onbekende melodie
op het ritme van de straat

mijn hart
al vijftig jaar naar dames toegewend
kraakt onder de nylon bloemen
van mijn blouse

Berichten navigatie

1 2 3 4 5
Scroll naar boven